Antwoord
a. (hard wegrennen en de boer en de politie waarschuwen) is misschien wel het
slimste antwoord. De boer en de politie weten meestal wel hoe ze moeten handelen.
Astrid Lindgren loste het probleem in 'De Smålandse stierenvechter' op een andere manier op:
De stier Adam Engelbrecht uit het dorp Småland is wild
geworden. Hij wil niet meer terug in zijn stal. Niemand durft hem te vangen. Niemand?
Bovenop het hek zat Kalle, een klein Smålands boerenjongetje van zeven jaar
met een snotneusje.
'Adam Engelbrecht,' riep hij, 'kom eens hier, dan zal
ik je tussen je horens kriebelen!'
Adam Engelbrecht deed net of hij niet hoorde.
Tenminste, in het begin! Want hij wilde boos blijven. Maar dat aardige jongensstemmetje
bleef hem onafgebroken toeroepen.
Aarzelend liep de stier naar Kalle toe.
Kalle kriebelde hem met zijn kleine, vieze boerenvingertjes tussen zijn horens.
Ondertussen bleef hij aan één stuk door aardige woordjes zeggen.
Adam Engelbrecht zag er bijna uit of hij zich een beetje schaamde omdat hij zich
tussen zijn horens liet kriebelen. Maar stil stond hij. Toen pakte Kalle zijn
neusring stevig beet en klauterde over het hek.
Zo bracht Kalle de stier weer
terug in zijn stal.
'Ik ben gewend aan stieren,' zo klonk de verklaring van
Kalle. 'Als je maar aardig tegen ze bent.'
Zo is dat: als je aardig bent voor dieren, zijn ze ook aardig voor jou!